Tips voor betere binnensportfoto’s
Waarom zijn mijn foto’s gemaakt in een sporthal vaak zo onscherp, te donker, vol ruis of niet interessant genoeg? Dat vragen veel fotografen en ouders van sportende kinderen zich af als ze in sporthallen foto’s maken.
Bovengenoemde ‘problemen’ hebben vaak te maken met:
• weinig en lelijk kunstlicht (onscherpte door veel ruis in foto)
• snelle onverwachte bewegingen van de sporters (te lange sluitertijd)
• het vaak niet vanaf vloerniveau kunnen fotograferen (oninteressante foto’s)
• de minder geschikte fotoapparatuur voor binnensporten.
Gelukkig kun je een heel eind komen als je op de juiste manier gebruik maakt van de mogelijkheden van je fotoapparatuur en een goede voorbereiding. In dit artikel neem ik je mee in de wereld van de binnensportfotografie en geef ik enkele tips hoe je ook met redelijk betaalbare middelen toch scherpe en goed belichte foto’s kunt maken.
1. De voorbereiding
Sporthallen zijn helaas niet de meest ideale plek om te fotograferen zeker als je niet thuis bent in de materie van binnensportfotografie. Je ogen vertellen je dat er voldoende licht is terwijl je camera daar heel anders over denkt. Het voordeel van binnensporten is wel dat het licht zelden verandert. Je kent de lichtsituatie in de sporthal en je hoeft je niet druk te maken om veranderende lichtomstandigheden.
Mochten er televisie-opnamen gemaakt worden, weet je in ieder geval dat er meer licht aanwezig is. Professionele TV-opnamen hebben namelijk voldoende licht nodig.
Als ik de sporthal in kwestie niet ken begint een goede voorbereiding meestal met ca. 1 uur van tevoren aanwezig zijn. Zo kun je de lichtsituatie beoordelen en de meest geschikte plekken bekijken om goede foto’s te maken. Het voordeel van vroeg aanwezig zijn is ook dat je al foto’s kunt maken tijdens het warmlopen van de sporters. Op die manier kun je je camera-instellingen en je standpunt testen plus het gaat er wat rustiger aan toe. Ook jij als fotograaf moet namelijk warmdraaien.
Het standpunt van jou als fotograaf is van groot belang hoe foto’s er straks uitzien. Fotograferen vanaf een hoger standpunt kan ook een interessant plaatje opleveren.
Of ga juist op ooghoogte voor meer ‘contact’ met de sporter en meer actie.
Tip: Neem vooraf contact op met de organisatie of het bestuur van de sportvereniging voor toestemming om vanaf de rand van het veld te mogen fotograferen. Stel je wel op de hoogte van de te volgen richtlijnen en veiligheidsregels.
2. Te gebruiken fotoapparatuur
Het grootste ‘nadeel’ van het fotograferen van binnensporten is dat je snel tegen de grenzen van je fotoapparatuur zult aanlopen. Dat kan helaas voor frustratie zorgen. Belangrijk hierbij is dat je deze grenzen van je apparatuur leert kennen en daarmee leert omgaan. Zelf weet ik bv. waar de bovengrens van mijn iso-waarde ligt om nog respectabele foto’s te maken. Wat ik wil zeggen is ‘weet wat je camera kan maar ook niet kan’.
De camera
Helaas is lang niet iedere camera/lens combinatie geschikt voor deze ‘tak van sport’. Het feit dat hierbij vaak weinig licht aanwezig is, was voor mij uiteindelijk een reden om een jaar of 10 geleden toch naar een snelle fullframe camera over te stappen. De meeste cropsensor camera’s hebben vanaf iso 3.200 toch vrij veel last van ruis. Maak je enkel foto’s die bedoeld zijn voor het internet of 10x15cm afdrukken dan is dit helemaal geen probleem. Groter printwerk wordt dan wel een probleem.
Uit eigen ervaring weet ik dat bv. de Canon 7D Mark ii daar een uitzondering op is. Deze redelijk betaalbare cropsensor camera is een uitstekende keuze voor (indoor)sportfotografie die vrij weinig ruis veroorzaakt bij hogere ISO-waarden.
De Lens
Ik ga je niet op kosten jagen door aan te raden om een dure lens te kopen maar een wat lichtsterkere telelens met een groot open diafragma is zeker de overweging waard. Omdat er relatief weinig licht in een sporthal aanwezig is heb je een telelens nodig waarvan het diafragma zeker bij F4.0 geopend kan worden, het liefst zelfs tot 2.8. Op die manier krijgt je camera meer licht en kun je een snellere sluitertijd instellen om de beweging van de sporters te bevriezen. Bijkomend voordeel is dat met deze lichtsterke lenzen je ISO-waarde nog redelijk laag kan blijven.
Bereid je erop voor dat je bij binnensporten makkelijk met ISO-waarden van 3.200-8.000 moet werken om een snelle sluitertijd van 1/500 sec of zelfs 1/1000 sec te bereiken. Stel je hebt een zoomlens van 18-300mm F3.5-6.3 en je moet tot 200mm inzoomen, dan zal de grootste diafragmaopening van je lens ca. F5.6 worden. Je camera krijgt dan 4x zo weinig licht binnen als bij lens met een diafragma van F2.8. Gevolg is dat je ISO-waarde 4x zo hoog worden om dezelfde sluitertijd te kunnen instellen waardoor veel meer ruis in je foto’s.
Een wat lichtsterkere lens is een van de belangrijkste voorwaarden om met geslaagde foto’s thuis te komen. Qua brandpunt (gerelateerd aan fullframe camerasensor) kom je bij binnensporten in een sporthal vaak uit met 24-70mm voor dichtbij opnamen en 70-200mm voor sporters verder weg in het veld.
Canon 7D MII met de Canon 70-200mm F2.8 voor het telewerk.
Canon 24-70mm F2.8 voor dichtbij opnamen.
Tip: Lenzen met een vast brandpunt zijn een goed alternatief, ik gebruik ze zelf ook soms. Ze zijn lichtsterker, betaalbaarder en minder zwaar. Het enige nadeel is dat je met je voeten moet zoomen. Met een 100mm F2.0 of 50mm F1.8 kun je bij binnensporten redelijk goed uit de voeten zeker als je kort langs de lijn van het veld kunt staan. Dit zijn ook prachtige lenzen voor portretfotografie.
Geheugenkaart
De snelheid van je geheugenkaart kan ook van belang zijn als je met meerdere beelden/sec, foto’s maakt (burst mode). Gebruik je een langzamere geheugenkaart dan zou het weleens kunnen zijn dat je een aantal seconden geen foto’s kunt maken omdat je foto’s langzamer naar de geheugenkaart worden weggeschreven. Stel je voor dat zich op dat moment net een interessante situatie voordoet die het fotograferen waard is.
Ik heb dat in het verleden weleens meegemaakt en heb toen op z’n zachts gezegd een kleine vloek gelaten. Voor (binnen)sportfotografie heb je een geheugenkaart nodig van minimaal 60 Mb/sec (400x) zeker als je in RAW fotografeert. 90 Mb/s (600x) of sneller is nog beter. Het is het overwegen waard om meerdere geheugenkaarten van 16 Gb of 32 Gb te bezitten met name om het risico op een defecte geheugenkaart te spreiden. Gaat er eentje stuk ben je in ieder geval niet al je foto’s kwijt. Daarnaast zijn 64 of 128Gb kaartjes erg duur in aanschaf.
Lexar is een uitstekend merk, zeker qua snelheid en betrouwbaarheid.
3. Camera-instellingen
De belangrijkste camera-instellingen voor indoorsporten zijn:
– RAW of JPG
Heb je niet zo’n heel snelle camera en wil je toch in de burst mode fotograferen dan is het misschien verstandig om alleen in jpg format te werken. Op die manier worden je foto’s toch zonder hapering (volle camera buffer) naar je geheugenkaart weggeschreven. Iedere camera heeft namelijk een bepaalde buffercapaciteit alvorens de foto’s werkelijk op je geheugenkaart zijn verwerkt. Hoe jammer zou het zijn als je camerabuffer vol is, je camera hapert, net op het moment van het maken van het beslissende doelpunt.
Mijn voorkeur gaat echter toch uit naar het RAW-format. Je hebt hierdoor ook meer speelruimte qua belichting voor het bewerken van je foto’s. Fotografeer je enkel voor je portfolio op je website of voor Social Media dan kun je ook altijd nog foto’s maken met een lagere kwaliteit, in je cameramenu meestal aangegeven met L(arge), M(edium) en S(mall) kwaliteit. Op die manier omzeil je ook het probleem van langzamer geheugenkaarten of kleine camerabuffer.
– Programmamodus
Het is verleidelijk om je camera op de programma-modus ‘Sport’ te zetten maar ik daag je toch uit om dit niet te doen. Wil je controle over je foto’s hebben gebruik dan de programma modus A(v) of M. Met de A(v) oftewel diafragmavoorkeurstand kun je je diafragma helemaal openzetten (klein diafragmagetal) om zoveel als mogelijk licht te ‘vangen’. Hierdoor zal je ISO-waarde zo laag als mogelijk uitkomen waardoor minder last van ruis in je foto zult hebben. Veel mensen fotograferen in de T(v) stand omdat ze daarmee controle hebben het bevriezen van de beweging of om juist de beweging te laten zien. Dat is waar maar bij indoor-sportfotografie wil je maximaal licht hebben en dat bereik je enkel door controle over je diafragma.
Met een grote diafragmaopening kun je de sporter meer isoleren van de achtergrond en komt een evt. lelijke achtergrond ook minder opvallend in beeld.
Zelf fotografeer ik in de M-stand. De reden is dat het licht in een sporthal normaliter niet veranderd gedurende een sportwedstrijd en dus constant is. Ik heb dan meer controle over zowel sluitertijd en diafragma waardoor ik wat meer kan ‘spelen’ met mijn instellingen.
Tip: Welke programmamode je ook gebruikt, houdt altijd je sluitertijd in de gaten. De lange sluitertijden zorgen voor onscherpe foto’s.
– Diafragma
Het gekozen diafragma is natuurlijk afhankelijk van het effect welke je wil bereiken maar stel diafragma waarden in tussen de 2.0 en de 4.0. Enerzijds dus om meer licht binnen te krijgen en anderzijds om meer of minder scherptediepte te realiseren.
– Sluitertijd
Sport gaat vaak gepaard met snelle en soms onverwachte bewegingen. Als je die bewegingen scherp wil fotograferen (‘bevriezen’) dan heb je een snelle sluitertijd nodig. De mate van bevriezen van beweging is afhankelijk van deze sluitertijd in combinatie met de snelheid van beweging.
In het algemeen kun je met een sluitertijd tussen de 1/500e sec en 1/1000 sec snellere bewegingen goed ‘bevriezen’.
Tip: gebruik eens een sluitertijd van ca. 1/15sec of 1/8 sec en zie hoe verrassend dit effect kan zijn. Focus hiervoor op een specifieke speler, volg hem/haar en beweeg in een vloeiende horizontale beweging met de sporter mee gedurende het indrukken van je ontspanknop. Voor indoor heeft deze langere sluitertijd ook het voordeel dat je ISO-waarde omlaag zal gaan, wat weer gunstig is voor het rijksniveau in je foto’s. Sport is tenslotte beweging en dynamiek.
Door een langere sluitertijd te gebruiken kun je creatieve foto’s maken.
– ISO
Mijn ISO-waarde heb ik vaak op Auto staan. Een Auto-stand heeft nog altijd een stigma onder veel fotograferen en dat vind ik onterecht, zeker bij ISO. Het gaat tenslotte om het eindresultaat en niet de manier waarop de foto gemaakt is. Met de Auto-ISO-stand heb je daar geen omkijken naar. Op deze manier zorgt je ISO-waarde dus automatisch voor de juiste belichting zelfs ondanks dat je camera in Manuel programma mode staat.
Met Auto-ISO actief kiest de fotograaf zijn gewenste diafragma en sluitertijd waarbij de ISO-waarde dus automatisch voor de juiste belichting zorgt. Hoe cool is dat?!
Een ander voordeel is dat je ISO-stappen in Auto-stand kunnen veranderen in kleine stappen van bv 3200 naar 3400 i.p.v. volle stops van 3200 naar 6400 als je dit handmatig zou doen.
Wat wel belangrijk is om te weten is dat hoe hoger je ISO-waarde wordt des te minder scherp je foto zal zijn (ruis verzacht je foto’s). Verder wordt het dynamische bereik van je camerasensor ook kleiner. Het gevolg hiervan kan overbelichte of compleet donkere delen in je foto zijn waar geen detail meer in zit. Als laatste is het ook zo dat je kleuren minder vibrant zijn bij hoge ISO-waarden. Je bent dus geholpen met een zo laag als mogelijk ISO-waarde. Om deze reden heb ik in mijn cameramenu aangegeven om mijn hoogste ISO-waarde te begrenzen op ISO 12.800. Het heeft volgens mij geen nut om een foto met gigantisch veel ruis te maken, zeker niet als je er afdrukken van wil maken.
– Witbalans
Door het kunstlicht in sporthallen zullen je foto’s vaak een oranje- of geelachtige tint krijgen. Hoeveel van deze kleur is helemaal afhankelijk van het type en ouderdom van de lampen. Mensen die in het RAW-formaat fotograferen kunnen de witbalans op automaat laten staan en nadien eenvoudig in de nabewerking corrigeren. Voor de juiste witbalans instelling maak ik ter plaatste altijd een foto van een grijskaart welke ik nadien in Lightroom als referentiewaarde gebruik. Of ik laad de foto met de grijskaart in mijn witbalansmenu onder ‘Custom WB’ in als ijkfoto. Kijk in de handleiding van je camera hoe dit te doen. Het scheelt je een hoop tijd in je nabewerking.
Tip: Oudere verlichting (TL-buizen) in sporthallen pulseren heel snel aan/uit. Het blote oog neemt dit pulseren niet waar maar je camera wel. Hierdoor krijg je vaak diverse kleuren in je foto’s. Canon camera’s hebben de optie om ‘anti-flicker’ te gebruiken. Je camera maakt de foto op het piekmoment van lichtintensiteit. Dit helpt om de kleuren tussen je foto’s meer in evenwicht te brengen. Wel zal met deze instelling, de maximale burst rate van je camera afnemen.
Links: Als gevolg van de weerkaatsing van het licht op deze gele sportvloer wordt de hele foto geelachtig. Rechts: Gecorrigeerde witbalans.
– (Auto)Focusmethode
Afhankelijk van het onderwerp gebruik ik bij indoorsportfotografie 2 soorten focusmethoden; AI-Servo of pre-zone-focus. Beiden zal ik kort uitleggen. Als je een sporter in zijn/haar actie wil volgen gebruik dan AI-Servo (Canon). Nikon noemt dit AF-C (Autofocus Continuous). Met deze methode stel je niet éénmalig scherp, maar blijft je camera continue scherpstellen op de sporter die je volgt.
Houdt er wel rekening mee dat je in deze stand (afhankelijk van cameratype) geen bevestiging van je de camera krijgt dat er scherp is gesteld. Ook kun je ieder moment een foto maken; zelfs als je beeld verre van scherp is. Je camera blijft constant scherpstellen, ook wanneer een onderwerp op je af komt. Niet iedere camera/lens combinatie is even goed in het autofocussen. Het is niet voor niets dat professionele fotografen dure camera’s en lenzen voor hun lol kopen. Het verschil zit hem vaak in het feit hoe gevoelig een camera of lens is voor bewegingen en om hier zeer snel op scherp te stellen.
Continue Autofocus is prima geschikt bij onderwerpen die snel en onverwacht bewegen zoals bij deze wedstrijdzwemmer.
Tip: Heb je een camera die moeite heeft met autofocussen dan is er nog een andere methode om toch met scherpe foto’s thuis te komen. Men noemt dit de zogenaamde zone-focus. Zoals je wellicht weet hoort bij ieder diafragma en brandpunt van je lens een bepaald scherptedieptegebied. Stel met deze wetenschap, vooraf scherp op een bepaalde plek in een de hal, bv. bij paardspringen of korfbal rondom de cirkel of bij basketbal op de basketring. Vergeet wel niet om daarna je lens van autofocus af te halen (M-stand op je lens) of gebruik de Back-Button-Focus methode (deze methode zal ik in een later artikel uitleggen). Zaak is wel om zelf niet meer van je plek te veranderen, anders klopt de afstand van jou naar je onderwerp niet meer en moet je opnieuw scherpstellen.
Nu hoef je alleen maar te wachten totdat de actie zich bij het scherpstelpunt afspeelt en afdrukken. Met een diafragma van bv. 3,5 en een sluitertijd van bv. 1/500 sec is je kans op een scherpe foto plots heel wat groter dan met een trage autofocus. Deze methode werkt altijd. Timing van jou als fotograaf is hierbij wel van belang maar met 10 beelden/sec zal er altijd wel een scherpe foto bij zijn.
Stel vooraf scherp op de balk (zet je lens op Manueel scherpstellen) en begin tijdig met fotograferen. Kans is groot dat je ruiter en paard binnen het scherpstelgebied vallen.
– Image Stabilisation (IS) of Vibration Reduction (VR)
Met IS/VR actief zal je lens bewegingen die je zelf veroorzaakt tijdens het maken van je foto proberen op te heffen. Hierdoor zal de kans op een scherpe foto groter worden. Het mooie van sportfotografie is dat je deze optie niet nodig hebt. De reden is dat je toch vaak met korte sluitertijden werkt die sowieso geen bewegingsonscherpte die je zelf veroorzaakt in je foto laten zien. Het is dus verstandig om deze optie uit te schakelen ook omdat het tijd kost en accucapaciteit bespaart. Trouwens een lens met IS/VR is vaak duurder dan een lens die deze optie niet heeft.
Tip: gebruik je een eenpootstatief, schakel dan de IS/VR mode uit. Doe je dit niet dan zullen je foto’s eerder onscherp worden. Met ingeschakelde IS/VR ‘denkt’ je camera/lens continu namelijk dat er bewegingen zijn en daarop inspelen met onscherpe foto’s als gevolg. Sommige camera/lens combinaties herkennen het gebruik van een eenpootstatief en zullen de IS/VR mode uitschakelen.
4. Nog enkele tips tijdens het fotograferen
– Terugkijken van foto’s tijdens de wedstrijd
Kijk niet te vaak je foto’s terug tijdens de wedstrijd. De kans dat je net dat een mooi moment mis is te groot. Terugkijken van je foto’s doe je het beste op momenten dat je er tijd en geduld voor hebt, zoals tijdens een pauze. Daarnaast is het ook veiliger. Voor je het weet komt er een bal jouw kant op, en geloof me die voelen hard aan. Check natuurlijk wel voordat de wedstrijd begint op juiste belichting. Tijdens het inspelen of warmlopen heb je hier tijd genoeg voor.
Als je even niet oplet kan er zo ongemerkt een bal op je afkomen.
– Vind de juiste achtergrond
De achtergrond in een sporthal is niet vaak erg mooi en kan een foto maken of breken. Zoek dus altijd een plek waar je een goed overzicht voor de mooiste en meeste acties hebt of kijk of een achtergrond iets kan toevoegen in je foto’s. Aanwezig publiek kan extra sfeer geven en verteld vaak een verhaal. Wanneer je een paar stappen opzij doet, kun je mogelijk een veel interessantere achtergrond in je foto creëren.
Een logo in de achtergrond laat zien waar de foto genomen is en geeft wat meer spanning. Let wel op, het kan ook te veel afleiden, vooral bij felle kleuren.
– Wissel van blikveld
Verander gedurende een wedstrijd soms van standpunt. Kies het ene moment voor een laag standpunt langs de lijn en het andere moment voor een wat hoger standpunt als dat kan. Of gebruik diverse brandpunten van je lens, groothoek voor overzicht- en spelsituaties en tele voor close-ups. Op die manier geef je je foto’s een compleet verhaal mee.
Een lager standpunt geeft vaak een dynamischer effect zeker als het zich voor je neus afspeelt. De kijkers naar je foto’s krijgen daardoor meer het gevoel aanwezig te zijn bij de actie.
– Zoom niet te ver in
Het gevaar bij te ver inzoomen van je lens is de kans op halve ledematen of een afgesneden hoofd in je foto. Bij snelle felle bewegingen en zeker indoor is die kans erg groot. Zoom daarom iets meer uit. Foto’s hebben tegenwoordig voldoende resolutie om een mooie uitsnede te maken tot een compositie die je het meest geslaagd vindt.
– Fotografeer gezichten
Vooral bij sportfotografie zijn gezichten erg belangrijk. Foto’s van sporters met hun rug gefotografeerd zijn vaak minder interessant om naar te kijken. Focus je dus voornamelijk op de plekken om te staan waar je mooie acties kunt verwachten.
Door eerst naar een aantal oefeningen te kijken kun je veel beter inschatten waar de sporters in je lens kijken.
– Let vooral ook op emotie
Deze laatste tip is niet specifiek voor indoorsportfotografie maar geldt voor alle sporttakken. Focus je niet alleen op de sporters maar draai je camera ook eens naar de spelersbank of het publiek. Het is al vaak gezegd maar sport is emotie.
Laat die emotie zien in je foto’s! Hoe mooi is het om een trainer fanatiek te zien coachen.
Reacties