Dit is Diafragma - Johan Koks

Diafragma: 14 vragen over diafragma in de fotografie beantwoord

Wat is diafragma?

Het diafragma is een van de belangrijkste middelen om van je foto’s iets bijzonders te maken. Kort gezegd regelt je diafragma de hoeveelheid licht die op je sensor valt en de scherptediepte in je foto.  

Het diafragma is een van de belangrijkste middelen om van je foto’s iets bijzonders te maken. Ontdek diafragma in de fotografie voor jouw foto’s.

Inhoudsopgave Diafragma

Het diafragma, een eerste kennismaking

Het diafragma bevindt zich tussen de lens en de sluiter van je camera.

Het is doorgaans onderdeel van het objectief (je lens) dat je op de body van je toestel plaatst. Je diafragma is opgebouwd uit zogenaamde lamellen; kleine metalen plaatjes die over elkaar heen kunnen schuiven.

In het midden blijft een cirkelvormige ruimte open, waar het licht doorheen valt. Hoe groter de opening, hoe meer licht er op de film of je sensor valt, en andersom. Dit geeft je vrijheid om in te spelen op wisselende omstandigheden, maar ook om bijzondere effecten te creëren.

Met je diafragma kun je namelijk niet alleen onder- of overbelichting van je foto voorkomen, maar ook de zogenaamde scherptediepte beïnvloeden.

Diafragma Memory Card, Gratis downloaden.

Diafragma-Memory-Card-Fotoclub-Fotografie
Een handige Memorycard over diafragma. Download de pdf.

Hoe werkt een diafragma?

Het diafragma van je camera is te vergelijken met de pupil van je oog. Afhankelijk van het licht verandert deze van grootte. Sta je buiten in de zon, dan verkleint je pupil om te voorkomen dat je wordt verblind door het felle licht.

In het donker wordt je pupil juist groter, om zo toch het kleine beetje licht te kunnen vangen en je zicht te optimaliseren. De werking van je diafragma is vergelijkbaar.

Diafragma-Oog-Fotografie-Uitleg
De werking van je diafragma is vergelijkbaar met de pupil van je oog.

Voor een mooi beeld bij fel licht is het belangrijk dat de opening hiervan kleiner is. Is de omgeving juist donker, dan moet deze groter zijn. Staat je camera op de automatische stand, dan hoef je hierover zelf geen beslissingen te nemen. Dan is de kans dat je een standaard foto maakt echter ook vrij groot. 

Maar je kunt de grootte van je diafragma ook zelf instellen. Dit gebeurt aan de hand zogenaamde F-getallen ook wel diafragmagetallen of de diafragmawaarden genoemd. Omdat deze een beetje verwarrend kunnen zijn, leggen we hieronder uit wat ze betekenen en hoe je ermee kunt werken.

F-getallen, Diafragma-getallen en Diafragmawaardes.

Je diafragma opent en sluit zich niet in één vloeiende beweging, maar in kleine stapjes. Deze worden ook wel F-stopsgenoemd. 

De stops worden vaak geïllustreerd aan de hand van een zogenaamde F-schaal. Deze kan per lens (objectief) enigszins verschillen, maar verloopt over het algemeen zo: f/2 | f/2.8 | f/4 | f/5.6 | f/8 | f/11 | f/16 | f/22 | f/32 Ieder F-getal staat voor een zo’n stapje.

Spring je van een stop naar de eerstvolgende, dus bijvoorbeeld van 2 naar 2.8, dan halveert de hoeveelheid licht die binnenvalt. Het laagste getal dat staat aangegeven, in dit geval 2, betekent dat de lamellen helemaal geopend zijn en er dus veel licht binnen kan komen. Dat is soms verwarrend: een laag F-getal betekent dus een grote opening (een groot diafragma).

Diafragma-Openingen-F-getallen
Diafragma-Getallen en F-Waarde op een rij. Van een groot naar een klein diafragma.

Een hoog F-getal noemt men een klein diafragma en houdt in dat er een beperkte hoeveelheid licht binnenvalt. Tegenwoordig zijn eigenlijk alle camera’s voorzien van kleinere stappen tussen de stops. Dit zijn halve stops, of 1/3e stops.

In dat geval kunnen de diafragmagetallen er als volgt uitzien:

f/1.2 | f/1.4 | f/1.6 | f/1.8 | f/2 | f/2.2 | f/2.5 | f/2.8 | f/3.3 | f/3.5 | f/4 | f/4.5 | f/5 | f/5.6 | f/6.3 | f/7.1 | f/8 | f/9 | f/10 | f/11 | f/13 | f/14 | f/16 | f/18 | f/20 | f/22

Zo’n F-getal is niet willekeurig, maar is de brandpuntafstand, gedeeld door de diameter van diafragma-opening.

Dit is niet de enige factor waarmee je de belichting van je foto beïnvloedt. De sluitertijd en de ISO-waarde, die de lichtgevoeligheid uitdrukt, zijn hier onlosmakelijk mee verbonden. Samen vormen deze de waarden de zogenaamde ‘belichtingsdriehoek’. De onderlinge verhoudingen bepalen het eindresultaat.

Hieronder bespreken we hoe deze factoren zich tot elkaar verhouden en hoe je ermee kunt omspringen om de mooiste foto’s te maken.

De belichtingsdriehoek

Zoals gezegd bepaal je met je diafragma-opening hoeveel licht er op de sensor (of film) van je camera valt. Maar wil je een goed belichte foto, dan zijn er nog meer zaken om rekening mee te houden, namelijk de sluitertijd en de lichtgevoeligheid. Deze hangen met elkaar samen en vormen gezamenlijk de zogenaamde belichtingsdriehoek. Met de sluitertijd bepaal je hoe lang het licht op de sensor (of film) valt. Een lange sluitertijd zorgt ervoor dat het licht meer tijd heeft om de sensor te bereiken. Daarom wordt hier in de fotografie vaak voor gekozen bij donkere omstandigheden. Een nadeel is dat de camera gedurende deze tijd wel stabiel moet blijven. Anders krijg je een bewogen foto en dus bewegingsonscherpte. Vaak is een statief gebruiken in zo’n geval wel aan te raden. Het is belangrijk om te onthouden dat als je een van de bovengenoemde waarden verandert, je vaak een van de andere twee ook moet bijstellen.

https://www.high-endrolex.com/21

Stel je de belichtingsdriehoek voor als een gelijkzijdige driehoek, die ook deze vorm moet behouden om een goed belichte foto op te leveren. Verkort je bijvoorbeeld de sluitertijd, omdat je geen statief hebt en een bewogen foto wilt voorkomen, dan heeft het licht dus minder tijd om binnen te vallen. Dit kun je compenseren door te zorgen dat er meer licht kan binnenvallen, door de opening van je diafragma te vergroten. Je kiest dan dus voor een lager F-getal.
Belichtingsdriehoek
De belichtingsdriehoek

Iso-waarde, Lichtgevoeligheid en een goed belichte foto.

De ISO-waarde of lichtgevoeligheid kun je ook zelf instellen. Deze geeft aan hoeveel licht de sensor nodig heeft om een goed beeld op te leveren. Een hoge lichtgevoeligheid helpt je ook bij weinig licht foto’s te maken, zonder dat je persé de sluitertijd hoeft te verlengen. Deze optie heeft echter als nadeel dat er ruis kan ontstaan in je foto, in de vorm van een korrelig of wazig beeld. Dit effect heb je vast wel eens gezien als je binnen of bij schemering een foto hebt gemaakt. Het is dus zaak deze belichtingsdriehoek goed in je achterhoofd te houden. 

Zo is het makkelijker om de juiste balans te behouden tussen de drie waarden en een goed belichte foto te krijgen. Wordt het je allemaal wat te ingewikkeld, of heb je geen tijd om de juiste instellingen te kiezen? Weet dan dat veel camera’s ook de mogelijkheid hebben om automatisch de sluitertijd en ISO-waarde aan te passen aan het diafragma dat je kiest. Deze diafragmavoorkeuze heet op veel camera’s de A-stand of Av-stand. Hiermee wordt de juiste belichting creëren weer wat makkelijker. 

Maar in de fotografie speelt het diafragma ook een belangrijke rol bij het bepalen van de scherptediepte van je foto. Hiermee experimenteren levert vaak bijzondere effecten op. Hieronder leggen we uit wat scherptediepte is en hoe je ermee kunt werken.

Scherptediepte, ook wel 'depth of field' (DOF) genoemd

Hierboven heb je al kennisgemaakt met de zogenaamde F-getallen. We hebben vooral hun belang voor de belichting besproken, maar ze hebben daarnaast nog een andere invloed op het beeld. Ze bepalen mede de scherptediepte van je foto. 

Zoals het woord al suggereert, gaat het hier over de scherpte van je beeld in de ‘diepte’, of hoeveel details je kunt zien in de ‘verte’ van je foto. Zelf zeg ik altijd het vlak in de foto dat wij als scherp ervaren. In het Engels wordt dit ook wel ‘depth of field’ (DOF) genoemd.

Grote Scherptediepte-Klein-diafragma-hoog-f-getal
Grote Scherptediepte - Klein diafragma - Hoog-f-getal
Kleine-Scherptediepte-Groot-diafragma-laag-f-getal
Kleine Scherptediepte - Groot diafragma - Laag-f-getal

De diafragma-opening hangt hier nauw mee samen. Simpel gezegd zorgt een hoger F-getal (dus een kleinere diafragma-opening) voor een groter gebied dat scherp is in je beeld. Dus over het algemeen leidt het kiezen voor een grote F-waarde ertoe dat een zo groot mogelijk deel van je foto, van de voorgrond tot en met de achtergrond, scherp is.

Je zou in eerste instantie denken dat dit altijd wenselijk is, maar het kan ook een heel druk beeld opleveren. Bovendien is het in sommige gevallen mooier om alleen het onderwerp waarop je focust scherp in beeld te hebben, bijvoorbeeld als je een portretfoto maakt, of een detail van flora of fauna wilt vastleggen. In zo’n geval kun je kiezen voor een groot diafragma (een laag F-getal). De achtergrond wordt daardoor vaag, waardoor het onderwerp van je foto er echt ‘uitspringt’. Dat is dan een kleine scherptediepte. 

Maak je echter een foto van een landschap of een grote, met mensen gevulde ruimte en wil je juist alle details scherp wilt hebben? Dan is een hoog F-getal een goede keuze, omdat je zo een grote scherptediepte creëert. Experimenteer eens met verschillende diafragmawaarden als je foto’s maakt van één en dezelfde scène en zie het effect.

Diafragma-Scherptediepte-DOF
Scherptediepte is het vlak in de foto dat wij als scherp ervaren. Dat vlak kan groter of kleiner gemaakt worden met behulp van Diafragma.

Scherptediepte en factoren waar je mee te maken krijgt

Wil je een bepaalde scherptediepte creëren, dan is je diafragma-opening niet de enige factor. Ten eerste hangt iedere diafragma samen met het beschikbare licht.

Sluitertijd

Wil je een bepaalde scherptediepte creëren, dan is je diafragma-opening niet de enige factor. Ten eerste hangt iedere diafragma samen met het beschikbare licht.

Dus kies je voor een hoog F-getal om een grotere scherptediepte (een groot vlak scherp in de diepte) te verkrijgen, dan moet je de sluitertijd verlengen. Hou er rekening mee dat het risico op een bewogen, en dus alsnog onscherpe, foto hiermee toeneemt. Je kunt dit ondervangen door een statief te gebruiken. Je kunt bovendien als laatste red middel ook de lichtgevoeligheid (ISO-waarde) aanpassen.

Brandpuntsafstand

Ook de brandpuntsafstand en de afstand tussen jou en je onderwerp bepalen mede de mogelijke scherptediepte. Zoom je bijvoorbeeld in of uit om je onderwerp op een bepaald formaat in beeld te krijgen, besef dan dat hiermee de scherptediepte verandert.

Hoe langer de brandpuntsafstand, hoe vager de achtergrond (als het diafragma en de afstand tot het onderwerp hetzelfde blijven) en andersom. Inzoomen betekent dus vaak scherptediepte inleveren. Soms kun je zelf ergens dichterbij gaan staan. Dat heeft echter grotendeels hetzelfde effect. Hoe dichterbij je bij het onderwerp bent waarop je scherp stelt, hoe minder scherp de achtergrond zal zijn. Probeer het maar eens uit.

Bij het scherpstellen is er nog een aspect van de scherptediepte waar je rekening mee moet houden. Deze is namelijk niet gelijkmatig rond dit punt verdeeld. Bijvoorbeeld: bij een scherptediepte van 3 meter ligt niet 1,5 meter voor en 1,5 meter achter het scherpstelpunt. De verdeling is namelijk altijd 1/3e voor dit punt, en 2/3e erachter, dus 1 meter voor en 2 meter achter het scherpstelpunt.

Wil je bijvoorbeeld een grote scherptediepte, bijvoorbeeld om een rij bomen te fotograferen, dan moet je goed weten op welke boom je scherp moet stellen. Zijn het bijvoorbeeld 9 bomen, dan kies je niet voor de middelste (5e) boom, maar eerder voor de 3e. Dan is de kans groot dat je ze allemaal scherp krijgt, als je tenminste een hoog F-getal hebt gekozen en de andere omstandigheden dit toelaten.

Scherpstellen

Bij het scherpstellen is er nog een aspect van de scherptediepte waar je rekening mee moet houden. Deze is namelijk niet gelijkmatig rond dit punt verdeeld. Bijvoorbeeld: bij een scherptediepte van 3 meter ligt niet 1,5 meter voor en 1,5 meter achter het scherpstelpunt. De verdeling is namelijk altijd 1/3e voor dit punt, en 2/3e erachter, dus 1 meter voor en 2 meter achter het scherpstelpunt.

Wil je bijvoorbeeld een grote scherptediepte, bijvoorbeeld om een rij bomen te fotograferen, dan moet je goed weten op welke boom je scherp moet stellen. Zijn het bijvoorbeeld 9 bomen, dan kies je niet voor de middelste (5e) boom, maar eerder voor de 3e. Dan is de kans groot dat je ze allemaal scherp krijgt, als je tenminste een hoog F-getal hebt gekozen en de andere omstandigheden dit toelaten.

Ieder objectief een zogenaamde 'sweet spot'

Na het lezen van deze blog moet je misschien concluderen dat fotografie, of beelden vastleggen met licht, inderdaad een hele kunst is. Er zijn behoorlijk wat factoren om rekening mee te houden. Door hiermee te spelen, kun je echter bijzondere effecten bereiken.

Maar soms wil je het liever op safe spelen. Dan is het goed om te weten dat ieder objectief een zogenaamde ‘sweet spot’ heeft. Dit is de diafragma-opening die in principe de grootste kans geeft op een mooi scherp beeld. Dit verschilt per objectief, maar ook per brandpunt. 

Het vergt dus wat oefening om het te ontdekken. Meestal ligt het echter tussen de F8 en F11. Maar laat je hierdoor niet beperken. Je camera heeft niet voor niets zo’n grote F-schaal. Experimenteer dus vooral met verschillende diafragma-openingen en brandpuntsafstanden en ontdek jouw eigen sweet spot. Oefening baart kunst, ook in de fotografie.

14 vragen over diafragma beantwoord

Een goede diafragma is afhankelijk van het gewenste effect dat je wilt bereiken met je foto. Diafragma bepaalt namelijk de scherptediepte van de foto, oftewel het gedeelte dat scherp is.

Een groot diafragma (een klein getal zoals f/1.8) zorgt voor een kleine scherptediepte. Hierdoor is het onderwerp scherp terwijl de achtergrond onscherp is. Dit kan een mooi effect geven bij portretfotografie of het isoleren van een onderwerp.

Een klein diafragma (een groot getal zoals f/16) zorgt juist voor een grote scherptediepte. Hierdoor is zowel het onderwerp als de achtergrond scherp. Dit kan handig zijn bij landschapsfotografie of wanneer je een hele scène wilt vastleggen.

Het kiezen van een goede diafragma hangt dus af van wat je wilt bereiken met je foto.

Er bestaat geen zogenaamd “hoog” diafragma, maar er zijn wel grote en kleine diafragma’s. Het diafragma wordt namelijk uitgedrukt in een f-getal, bijvoorbeeld f/1.8, f/2.8, f/4, f/8, f/16, etc.

Een groot diafragma heeft een laag f-getal (bijvoorbeeld f/1.8) en laat veel licht door de lens, waardoor er een kleine scherptediepte ontstaat. Dit kan bijvoorbeeld handig zijn bij portretfotografie om het onderwerp scherp af te beelden terwijl de achtergrond onscherp blijft.

Een klein diafragma heeft een hoog f-getal (bijvoorbeeld f/16) en laat weinig licht door de lens, waardoor er een grote scherptediepte ontstaat. Dit kan bijvoorbeeld handig zijn bij landschapsfotografie om zowel het onderwerp als de achtergrond scherp in beeld te krijgen.

Het is belangrijk om te weten dat de termen “hoog” en “laag” niet gebruikelijk zijn in de fotografiewereld om de grootte van een diafragma aan te duiden. In plaats daarvan worden de termen “groot” en “klein” gebruikt om het diafragma aan te duiden, gebaseerd op de grootte van het f-getal.

Met diafragma regel je de hoeveelheid licht die door de lens van de camera valt en daarmee ook de scherptediepte van de foto. Door het diafragma te veranderen kun je de scherptediepte van een foto beïnvloeden.

Een groot diafragma (een laag f-getal zoals f/1.8) laat veel licht door de lens en creëert een kleine scherptediepte. Dit betekent dat het onderwerp scherp is terwijl de achtergrond onscherp is. Dit kan bijvoorbeeld handig zijn bij portretfotografie om het onderwerp eruit te laten springen en de aandacht te richten op het onderwerp.

Een klein diafragma (een hoog f-getal zoals f/16) laat weinig licht door de lens en creëert een grote scherptediepte. Dit betekent dat zowel het onderwerp als de achtergrond scherp zijn. Dit kan bijvoorbeeld handig zijn bij landschapsfotografie om alles scherp in beeld te krijgen.

Door het diafragma te veranderen kun je dus de scherptediepte van de foto aanpassen en het onderwerp op verschillende manieren uitlichten.

Met een diafragma kun je de hoeveelheid licht bepalen die door de lens van de camera valt en daarmee de scherptediepte van de foto regelen. Dit biedt fotografen verschillende creatieve mogelijkheden:

  1. Scherptediepte regelen: Door het diafragma te veranderen, kun je de scherptediepte aanpassen en bepalen hoeveel van de foto scherp of onscherp is. Met een groot diafragma (een laag f-getal) kun je een kleine scherptediepte creëren, waardoor het onderwerp scherp is en de achtergrond onscherp. Met een klein diafragma (een hoog f-getal) kun je een grote scherptediepte creëren, waardoor zowel het onderwerp als de achtergrond scherp zijn.

  2. Lichtinval controleren: Door het diafragma aan te passen, kun je ook de hoeveelheid licht die de camera binnenkomt beheren. Een groot diafragma laat meer licht door en een klein diafragma laat minder licht door. Dit kan handig zijn in omstandigheden met weinig licht, waarbij je bijvoorbeeld een groot diafragma kunt gebruiken om voldoende licht binnen te krijgen.

  3. Bokeh-effect creëren: Een groot diafragma kan ook een mooi bokeh-effect creëren, waarbij de onscherpe delen van de foto een zachte, onscherpe uitstraling hebben. Dit kan bijvoorbeeld handig zijn bij portretfotografie om het onderwerp eruit te laten springen.

Door het diafragma te gebruiken, kun je dus creatieve controle uitoefenen over de scherptediepte en de belichting van je foto’s.

Hoe je het diafragma instelt, hangt af van het type camera dat je gebruikt. Over het algemeen zijn er twee manieren om het diafragma in te stellen:

  1. Handmatige modus: Als je je camera in de handmatige modus hebt ingesteld, kun je het diafragma handmatig instellen. Dit doe je door de draaiknop voor het diafragma te draaien tot het gewenste f-getal is bereikt.

  2. Diafragmavoorkeuze-modus: Sommige camera’s hebben ook een diafragmavoorkeuze-modus, waarbij je het gewenste f-getal instelt en de camera vervolgens automatisch de juiste sluitertijd kiest om een goede belichting te krijgen. Je kunt deze modus selecteren op de cameradialoog.

Bij het instellen van het diafragma is het belangrijk om de belichtingsmeter van de camera te controleren om te zorgen dat de foto goed belicht is. Bij een groot diafragma (een laag f-getal) laat je meer licht binnen en moet de sluitertijd dus korter zijn om te voorkomen dat de foto overbelicht raakt. Bij een klein diafragma (een hoog f-getal) laat je minder licht binnen en moet de sluitertijd langer zijn om de foto voldoende te belichten.

Het instellen van het diafragma kan even oefening vereisen, maar met wat praktijkervaring zal je snel merken hoe je het diafragma moet aanpassen om de gewenste resultaten te bereiken.

Diafragma is het mechanisme in de lens van de camera waarmee je de opening kunt veranderen waardoor het licht de camera binnenkomt. Dit wordt gedaan door een opening in het midden van de lens te verkleinen of te vergroten. Het diafragma wordt gemeten in f-stops en wordt aangegeven als f/1.4, f/2.8, f/4, f/5.6, f/8, f/11, f/16, f/22 enzovoort.

Een groot diafragma (een laag f-getal zoals f/1.8) laat veel licht door de lens en creëert een kleine scherptediepte. Dit betekent dat het onderwerp scherp is terwijl de achtergrond onscherp is. Een klein diafragma (een hoog f-getal zoals f/16) laat weinig licht door de lens en creëert een grote scherptediepte. Dit betekent dat zowel het onderwerp als de achtergrond scherp zijn.

Het diafragma werkt samen met de sluitertijd en de ISO-instellingen om de belichting van de foto te regelen. Wanneer je een groot diafragma gebruikt om meer licht binnen te laten, moet je de sluitertijd verkorten of de ISO-waarde verlagen om overbelichting te voorkomen. Wanneer je een klein diafragma gebruikt om minder licht binnen te laten, moet je de sluitertijd verlengen of de ISO-waarde verhogen om de foto voldoende te belichten.

Kortom, het diafragma is een belangrijk onderdeel van de belichtingsdriehoek in de fotografie en het beïnvloedt de hoeveelheid licht die de camera binnenkomt en de scherptediepte van de foto.

Bij veel licht kun je het beste kiezen voor een klein diafragma, dus een hoog f-getal zoals f/16 of hoger. Dit komt doordat bij een klein diafragma minder licht wordt doorgelaten, waardoor de foto minder snel overbelicht raakt. Als je een groot diafragma zou gebruiken (een laag f-getal), zoals f/2.8, zou er veel licht door de lens komen en zou de foto mogelijk overbelicht raken.

Als je toch een groot diafragma moet gebruiken vanwege de gewenste scherptediepte, bijvoorbeeld bij portretfotografie, dan kun je een grijsfilter gebruiken om de hoeveelheid licht te verminderen. Dit is een filter dat voor de lens wordt geplaatst en het licht dat door de lens komt vermindert, waardoor je een groter diafragma kunt gebruiken zonder overbelichting te krijgen.

Het is belangrijk om de belichtingsmeter van je camera in de gaten te houden en te controleren of de foto goed belicht is. Als de belichtingsmeter aangeeft dat de foto te licht is, moet je de sluitertijd verhogen om de foto donkerder te maken.

Voor portretfotografie wordt vaak een groot diafragma (laag f-getal) gebruikt, zoals f/2.8, f/2 of zelfs f/1.8 of f/1.4, om een ​​kleine scherptediepte te creëren en het onderwerp scherp te stellen terwijl de achtergrond wazig blijft. Dit effect creëert een mooie onscherpe achtergrond, waardoor het onderwerp er meer uitspringt en de aandacht trekt.

Een klein diafragma (hoog f-getal) zoals f/8 of f/11 wordt minder vaak gebruikt bij portretfotografie, omdat het de scherptediepte vergroot en zowel het onderwerp als de achtergrond scherp laat zien. Dit effect kan soms gewenst zijn, bijvoorbeeld bij groepsfoto’s waarbij je meerdere personen scherp wilt stellen, maar over het algemeen wordt voor portretfotografie een groot diafragma aanbevolen.

Het is ook belangrijk om op te merken dat het gebruik van een groot diafragma kan leiden tot bepaalde uitdagingen, zoals nauwkeurig scherpstellen en het voorkomen van onscherpte bij bewegende onderwerpen. Het is dus belangrijk om je diafragma te kiezen op basis van het gewenste effect en om de technische uitdagingen te overwegen bij het gebruik van een groot diafragma.

Bij nachtfotografie is het meestal wenselijk om een ​​groot diafragma (laag f-getal) te gebruiken, omdat dit meer licht door de lens laat en de belichtingstijd verkort. Een groot diafragma kan ook helpen om een ​​mooie onscherpe achtergrond te creëren, waardoor het onderwerp op de voorgrond beter opvalt. Over het algemeen is een diafragma van f/2.8 of f/1.8 geschikt voor nachtfotografie.

Het is echter belangrijk om op te merken dat bij het gebruik van een groot diafragma de scherptediepte ook kleiner wordt. Dit kan soms problematisch zijn bij nachtfotografie, omdat je misschien wilt dat zowel het onderwerp als de achtergrond scherp in beeld zijn. In dat geval is het beter om een ​​kleiner diafragma (hoog f-getal) te gebruiken en de belichtingstijd te verlengen om meer licht binnen te laten. Hierdoor wordt de scherptediepte vergroot en kan je meer detail in zowel het onderwerp als de achtergrond vastleggen.

Het is belangrijk om de belichtingsmeter van de camera in de gaten te houden en te experimenteren met verschillende diafragma’s om de gewenste belichting en scherptediepte te krijgen. Daarnaast is het ook belangrijk om de camera stabiel te houden bij langere belichtingstijden, bijvoorbeeld door het gebruik van een statief.

Bij groepsfoto’s is het vaak wenselijk om een grotere scherptediepte te hebben, zodat alle personen op de foto scherp zijn. Een klein diafragma (hoog f-getal) zoals f/8, f/11 of f/16 kan daarom geschikt zijn voor groepsfoto’s. Het exacte diafragma hangt echter af van verschillende factoren, zoals de grootte van de groep, de afstand tot de personen en de lens die wordt gebruikt.

Bij het kiezen van het diafragma voor een groepsfoto is het belangrijk om rekening te houden met de compositie van de foto. Als er bijvoorbeeld veel diepte in de foto zit, kan het gebruik van een kleiner diafragma nuttig zijn om alles scherp te houden. Aan de andere kant kan het gebruik van een groter diafragma nuttig zijn als er weinig diepte is in de foto en je een onscherpe achtergrond wilt creëren.

Het is daarom belangrijk om te experimenteren met verschillende diafragma’s om de juiste balans te vinden tussen scherptediepte en achtergrondonscherpte, en om de compositie van de foto in overweging te nemen.

Bij landschapsfotografie is het vaak wenselijk om een grotere scherptediepte te hebben, zodat zowel de voorgrond als de achtergrond van de foto scherp zijn. Een klein diafragma (hoog f-getal) zoals f/8, f/11 of f/16 kan daarom geschikt zijn voor landschapsfoto’s. Het exacte diafragma hangt echter af van verschillende factoren, zoals de afstand tot het onderwerp en de lens die wordt gebruikt.

Bij het kiezen van het diafragma voor landschapsfotografie is het belangrijk om te bedenken dat een grotere scherptediepte vaak betekent dat er minder licht door de lens komt. Dit kan betekenen dat je een langere belichtingstijd nodig hebt om voldoende licht binnen te laten, vooral bij weinig licht. Het is ook belangrijk om een ​​statief te gebruiken om bewegingsonscherpte te voorkomen bij langere belichtingstijden.

Het is ook belangrijk om te experimenteren met verschillende diafragma’s om de gewenste scherptediepte te krijgen en om de compositie van de foto in overweging te nemen. Soms kan het bijvoorbeeld nuttig zijn om een groter diafragma te gebruiken om een ​​mooie onscherpe voorgrond te creëren, terwijl de achtergrond nog steeds scherp is. In andere gevallen kan het gebruik van een klein diafragma nuttig zijn om alles scherp te houden, zoals bij een landschap met veel diepte.

Bij het fotograferen van sneeuwlandschappen is het vaak wenselijk om de helderheid van de sneeuw goed weer te geven en tegelijkertijd de details in de schaduwgebieden te behouden. Een diafragma van ongeveer f/8 kan een goede keuze zijn om een ​​redelijk scherpe foto te krijgen met een redelijke scherptediepte.

Het is echter belangrijk om te onthouden dat de exacte diafragmawaarde ook afhankelijk is van andere factoren, zoals de belichtingsinstellingen en de helderheid van het licht op het moment van fotograferen. Het kan dus nodig zijn om verschillende diafragmawaarden uit te proberen en de belichtingscompensatie aan te passen om de gewenste helderheid van de sneeuw te bereiken.

Een ander ding om in gedachten te houden bij het fotograferen van sneeuw is dat de witbalansinstelling van de camera ook belangrijk kan zijn. Omdat sneeuw vaak blauwe of koele tinten reflecteert, kan het nuttig zijn om de witbalans in te stellen op “bewolkt” of “schaduw” om de kleuren van de sneeuw nauwkeuriger weer te geven.

Ja, diafragma is een belangrijk onderdeel van de belichtingsdriehoek en heeft invloed op de scherpte van een foto. Het diafragma bepaalt namelijk de hoeveelheid licht die door de lens valt en daarmee ook de scherptediepte van de foto. Een te groot diafragma kan resulteren in een onscherpe foto doordat de scherptediepte te klein is, terwijl een te klein diafragma kan resulteren in een foto die overal scherp lijkt, maar met minder detail dan gewenst. Het is dus belangrijk om de juiste diafragma-instelling te kiezen om de gewenste scherptediepte te bereiken en zo een scherp beeld te verkrijgen.

Een gemiddeld diafragma is meestal rond f/8. Dit is een veelgebruikte diafragmawaarde die vaak wordt gekozen voor algemene fotografie, zoals landschapsfotografie, portretfotografie en straatfotografie. Bij f/8 is de scherptediepte redelijk groot, waardoor het onderwerp in focus blijft en de achtergrond enigszins onscherp kunnen worden. Het is echter belangrijk op te merken dat de exacte diafragmawaarde die wordt gebruikt, afhankelijk is van het gewenste effect en de omstandigheden waarin de foto wordt genomen.

Andere blogs

Reacties

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

  1. Een mooi en duidelijk artikel Marcel. Echter wel met een maar….en dat heeft betrekking op de scherpte diepte in de werkelijke zin van het woord. Wellicht kan ik dit met het onderstaande artikel meer verklaren.
    Het is een hardnekkig vooroordeel in de fotografie, scherptediepte, hyperfocale scherpte.
    De stelling: Je stelt scherp op een object gelegen op een afstand van 60 meter van je camera, je stelt je diafragma in op een getalswaarde van 11 en het uiteindelijke voorwerp op 120 meter wordt ook scherp afgebeeld.
    Deze stelling wordt als waar aangenomen en veelvuldig in video’s besproken. Er is echter een kleine groep mensen, waaronder ik, die dit bestrijden, die durven te zeggen: dit is niet waar, dit is onmogelijk!
    OOhh ja, weet jij het weer beter hoor ik jullie denken. En dan durf ik hierbij te antwoorden: “ja, ik weet het beter”.
    Een kleinere diafragma opening zorgt niet, bij het scherp stellen op een bepaald punt, voor het scherp blijven over een bepaalde afstand vanaf het object (scherpte gebied) maar beperkt vanaf je scherpstelpunt het onscherp worden over die zelfde afstand. En dat is heel wat anders. Ter plaatse van je scherpstelpunt heeft je foto de hoogste scherpte, echter naarmate je verder naar voren of naar achteren gaat ten opzichte van het scherpstelpunt treedt een onscherpte verloop in. Bij gebruik van een grotere diafragma opening zal dit onscherpte verloop sneller gaan dan bij het gebruik van een diafragma 11 of 16, maar er is wel degelijk een onscherpte verloop.
    Dit fenomeen is gebaseerd op de “Circle of Confusion” of “Scherptediepte”.
    Even wat theorie waarbij ik wel wat van je voorstellingsvermogen eis.
    Het licht van een voorwerp op grote afstand van je camera gelegen valt op de voorkant van je objectief. Nu bestaat een objectief uit een stelsel van lenzen echter voor het gemak plaatsen we slechts één lens in het objectief. Deze lens zal de lichtstralen zodanig breken (convergeren) dat ze samenkomen in het brandpunt van deze lens. Tot zover duidelijk?
    Bij het scherpstellen van de lens op het onderwerp verplaatsen wij dit snijpunt van de lichtstralen gelegen in het brandpunt van de lens richting sensor. Indien wij een onscherp beeld in de zoeker zien is de scherpstelling onjuist, zal het snijpunt van de lichtstralen in het brandpunt van de lens voor of achter de sensor liggen en zien we een ronde verstrooiingscirkel op de sensor. Wanneer sensor en snijpunt van de lichtstralen samenvallen is onze foto scherp, en is er geen sprake van een verstrooiingscirkel.
    Wanneer de diafragma opening groot is, zal de hoek waaronder de lichtstralen elkaar snijden groot zijn. Hier hebben we dus een snel of hard onscherpteverloop. De “Circle of Confusion” is hier klein.
    Wanneer we gaan diafragmeren naar bijvoorbeeld diafragma 11, wordt de opening waardoor het licht het objectief kan binnenvallen kleiner, dus zal ook de lichtbundel welke op de lens valt smaller zijn en daardoor de hoek waaronder de lichtstralen samenkomen kleiner zijn.
    De “Circle of Confusion” wordt hierdoor groter en in deze situatie zal het onscherpteverloop langzamer verlopen.
    Zoals al eerder aangehaald, valt het snijpunt van de lichtstralen (scherpstelvlak) samen met de sensor in de camera dan zien we een scherp beeld van het onderwerp in de zoeker. Ligt het snijpunt voor of achter de sensor wordt het beeld op de sensor min of meer overschaduwd door een verstrooiingscirkel welke een onscherpte van het beeld in de zoeker veroorzaakt. Verkleinen we nu de diafragma opening terwijl het snijpunt van de lichtstralen voor of achter de sensor ligt, verkleinen we deze verstrooiingscirkel. Echter ten alle tijde, ongeacht welk diafragma we gebruiken zal het onderwerp op de sensor worden omgeven door een verstrooiingscirkel.
    Valt dit snijpunt nu binnen de Circle of Confusion dan lijkt het beeld voor het menselijk oog scherp. Echter wordt het beeld nog wel omgeven door de verstrooiingscirkel. Gaan we echter de foto vergroten dan zien we naarmate de foto meer wordt vergroot een verschil. Het onderwerp waarop is scherp gesteld blijft scherp echter het punt voor of achter het onderwerp in de foto zal een onscherpte vertonen.